Of je door de kat of door de hond gebeten wordt maakt niet uit, maar er is natuurlijk wel verschil tussen buien of regen. En al helemaal tussen buien en motregen. Buien zijn stapelwolken die groot genoeg zijn voor de vorming van regen. Ze komen hoog genoeg om ijskristallen te maken. Het mengsel van ijskristallen en waterdruppels is ideaal om regendruppels te maken. Kleine druppels gaan vallen en plakken aan elkaar vast. Ze vallen sneller en komen op de grond terecht zonder te verdampen. Een bui is meestal meer dan 3 km hoog. Buien zijn ongeveer even breed als hoog, heel grof gezegd. De druppels uit een bui zijn meestal 1 of 2 mm groot. De grootte van die druppels kan 4 of 5 mm worden. Zijn ze groter, dan vallen ze onderweg uit elkaar. Nu zie je in de zomer wel eens grotere druppels op de auto vallen. Dat zijn dan hagelstenen die net zijn ontdooid.
Motregen bestaat uit druppels van minder dan 0,5 mm, maar groter dan 0,1 mm. Zijn de druppels nóg kleiner, dan verdampen ze weer of ze zweven door de lucht. Motregen komt vaak voor bij mist of laaghangende bewolking. Die wolken zijn niet dik en hangen dicht bij de grond (minder dan 300-400 meter). Zijn de wolken dikker dan 1000 meter, dan worden de druppels groot genoeg voor regen. En als de mist of wolkenlaag hoger zit, dan is de motregen verdampt voor de grond is bereikt.
Op de foto: Grote regendruppels plonzen in het water.
Motregen valt langzaam, met een snelheid van ongeveer 1,5 km per uur. Als de druppels groter worden, stijgt die snelheid. Een druppel van 0,5 mm grootte (kleine regendruppel) valt al met 20 km per uur. Dat is de reden dat motregen bij fietsen zo vervelend is: Als je stilstaat vallen de druppels op je haar en dringen niet door omdat ze zo licht zijn. Dan merk je er weinig van. Maar als je gaat fietsen komen ze tegen je gezicht. Bovendien zijn het meer druppels dan bij regen. Ook plakken die kleine druppels makkelijker aan je gezicht vast. De afkoeling is dan sneller merkbaar. 
Op de foto: Motregen en fietsen, vervelend.
Motregen komt voor bij fronten, maar ook bij een bui die aan het oplossen is. Een restant met wat lage bewolking blijft over en door de laatste turbulentie klonteren kleine druppels samen, zonder dat de grootte van echte regendruppels wordt gehaald. Dit is vooral na een bui bij een hoge luchtvochtigheid, in augustus en september. En dan vooral in de nacht en vroege ochtend. Op zee heb je motregen-buien vaker. Dat komt door de contstante temperatuur van de ondergrond (het zeeoppervlak).
In samenwerking met Jules Geirnaerdt.
