Het is de afgelopen dagen regelmatig raak met buien, maar de verschillen in het land zijn enorm. Neerslagsommen variëren namelijk nogal tussen verschillende regio’s, en zeker in de zomer. Hoe krijgen we dan toch een goed overzicht van de gevallen regen?
Wat is die ‘millimeter’ nu precies?
Je hoort en leest het regelmatig in het weerbericht: ‘millimeters’. Het is soms wat lastig voor te stellen wat dat nou precies betekent. De hoeveelheid regenwater wordt uitgedrukt in millimeters (mm). Eén millimeter regen komt overeen met 1 liter water op een oppervlakte van 1 vierkante meter. Dit betekent dus dat een regenhoeveelheid van 10 mm, 10 liter water op één vierkante meter betekent. Om het iets meer te duiden: in een emmer gaat zo’n 10 liter. Een neerslaghoeveelheid van 10 millimeter, betekent dus niks anders dan één emmer water op één vierkante meter.
In de winter kan het natuurlijk sneeuwen of ijzelen, dan wordt de neerslag door een verwarmingselement in de regenmeter gesmolten. 1 millimeter smeltwater is te vergelijken met een sneeuwhoogte van 1 centimeter.
Regen meten: makkelijk toch?
Het klinkt simpel: neerslag meet je met een regenmeter. De regenmeter is een trechtervormig instrument dat eigenlijk de neerslag verzamelt in een daarvoor bestemde bak. Simpel toch? Er zijn verschillende op de markt, van de analoge 'huis-tuin-en-keuken-regenmeter', die in menig Nederlandse tuin te vinden is, tot een zeer nauwkeurige elektronische variant. Bij de ene lees je de hoeveelheid af op de regenmeter zelf, bij de andere worden de gegevens op een beeldscherm weergegeven.
Een regenmeter in de Engelse opstelling (in een grindbak), zoals ze in gebruik zijn bij het KNMI.
Het klusje lijkt wat makkelijker dan het is, want de opstelling van de regenmeter kan een behoorlijk effect hebben op de metingen. Een regenmeter mag niet te hoog geplaatst worden (het liefst op een hoogte van 30 tot 50 cm) en het moet ook niet te dicht bij gebouwen geplaatst worden om invloed daarvan te voorkomen. Uiteraard zijn ook overhangende bomen of struiken die in de buurt staan niet bevorderlijk voor nauwkeurige resultaten.
In een officiële setting, zoals op de KNMI stations, is het net wat anders. Daar wordt van een verlaagde grindbak gebruik gemaakt. De verlaging zorgt ervoor dat wind niet teveel invloed heeft op de neerslag, waardoor het minder makkelijk over de regenmeter heen kan waaien. Ook zit hier een verwarmingselement bij zodat neerslag in vaste vorm, sneeuw bijvoorbeeld, uiteindelijk toch als ‘regen’ gemeten kan worden.John Dalhuijsen, Zandvoort.
Grilligheid van buien
Gisteren was er wateroverlast in Zandvoort en ook de hemel in het noordoosten van het land stortte leeg. Dit is echt een zomerfenomeen in Nederland, buien die lokaal nogal wat water met zich mee kunnen brengen. Tegelijkertijd is het dan bijvoorbeeld 10 kilometer verderop helemaal droog. De zogeheten popcornbui - een zeer lokale bui (vaak in de zomer) die snel vormt, waarbij er zeer plotseling erg veel energie vrijkomt. Zo'n bui kan zeer lokaal voor noodweer zorgen met wateroverlast en tijdelijk wat windstoten. Dit soort buien zijn erg kortstondig en lossen snel weer op. Meer over dit fenomeen te weten komen, check onze video over popcornbuien. Het KNMI heeft 32 weerstations met geautomatiseerde regenmeters over Nederland verspreid staan, maar dit is verre van genoeg om de variabiliteit van buien op te vangen. Die trekken namelijk regelmatig langs de officiële stations, en zouden dan dus onopgemerkt blijven op de neerslagkaartjes zoals we ze bij Buienradar laten zien.
Het KNMI maakt om die reden ook nog gebruik van handmatige waarnemingen door vrijwilligers. Het gaat om ongeveer 300 mensen die verspreid over het land een semiofficiële regenmeter hebben staan en elke morgen de hoeveelheid neerslag doorgeven. Zo krijgen we al een beter overzicht van de variatie in neerslag over Nederland.
Handmatige neerslagmetingen door vrijwilligers. Bron: KNMI.
Toch is dit in extreme gevallen nog steeds niet voldoende om bepaalde aspecten van buien, zoals de precieze locatie met de hoogste neerslag, vast te stellen. Daarvoor kunnen we gebruik maken van radarbeelden. In Europa zijn er zo'n 200 neerslagradars. De radar ziet de regenintensiteit in kleine vakjes over heel Nederland vrij nauwkeurig. Door software vervolgens die intensiteit met de tijd dat de bui is waargenomen te vermenigvuldigen krijgen we een beeld van de gevallen neerslagsom. Deze methode laat ons op extreem lokale schaal naar de neerslag kijken, maar is wel minder nauwkeurig. Foutjes in de radar, doordat er bijvoorbeeld een andere zware bui voor een specifieke bui zit, resulteren bij deze methode in foute neerslagsommen.
Kracht in de combinatie
Het bundelen van radarinformatie met weerstations lijkt volgens recente studies tot de optimale vorm van het meten van neerslag te leiden. We hebben de precisie van regenmeters en het uitgebreide, lokale, overzicht van radars. Als we dat overzicht vervolgens kalibreren met gemeten neerslag kunnen we radarfouten zoveel mogelijk uitfilteren en blijft een accuraat beeld van de gevallen neerslag op lokale schaal over. Dit helpt uiteindelijk ook bij het verbeteren van de radar zelf, zodat we in de toekomst nog maar zeer zelden zonder paraplu door een bui verrast worden!
De radarantenne van het KNMI in Herwijnen ©KNMI/Hans Beekhuis
De verwachting
De komende dagen blijft het wisselvallig Nederlands zomerweer. Er trekken buien over waardoor de verschillen weer behoorlijk kunnen oplopen. Houdt dus de Buienradar goed in de gaten zodat je niet verrast wordt.