Het is afgelopen nachten en ochtenden weer geregeld koud geweest. Soms vroor het zelfs licht. Bij dit licht winterse weer horen helaas ook de ongemakken als ruiten krabben en gladheid. Het laatstgenoemde wordt vaak in het holst van de nacht door de gladheidsbestrijders zoveel mogelijk voorkomen. Maar hoe weet je waar en wanneer bijvoorbeeld gestrooid moet worden?
Strooiwagens moeten in het winterseizoen geregeld op pad. (Foto: Piet Vinken, Echt)
Wie bepaalt of er gestrooid moet worden?
De beheerder van de weg is eindverantwoordelijk voor een veilige weg. Op grote (snel)wegen is dit vaak Rijkswaterstaat of de Provincie. Binnen de gebouwde kom is de gemeente verantwoordelijk voor een goede en veilige weg. Deze instanties worden meestal geadviseerd door weerbureaus, die verstand hebben van de (te verwachten) weersituatie. Daarnaast weten deze weerbureaus ook of, waar en wanneer, gladheid zich kan ontwikkelen en of het op basis van meteorologische omstandigheden bestreden moet worden.
Verschillende soorten gladheid
Uiteraard is het bij naderende winterse neerslag als sneeuw vrij duidelijk dat de gladheid moet worden bestreden. Daarnaast kan het ook na een gewone regenbui glad worden. Als het na de bui flink afkoelt kunnen natte weggedeeltes bevriezen. De meest verraderlijke soort gladheid is condensatiegladheid. Bij condensatiegladheid slaat vocht uit de atmosfeer neer op het wegdek. Als de temperatuur van het wegdek onder het vriespunt ligt, bevriest het vocht. Belangrijkste parameters waar door weerbureaus dus naar kijken zijn temperatuur en vocht. Voor het ontwikkelen van gladheid moet allereerst de wegdektemperatuur onder het vriespunt liggen en daarnaast is ook voldoende vocht nodig wat kan bevriezen.
Wegdeksensoren: De schuine dunne lijnen in het wegdek zijn temperatuursensoren. De rondjes in het wegdek zijn sensoren voor vocht- en zoutgehalte.
De ringen in het wegdek die zorgen voor geleidingsmetingen om het vocht- en zoutgehalte in het wegdek te kunnen bepalen.
Meten is weten!
In en rondom de wegen is veel meetapparatuur aangebracht om de temperatuur en het vochtgehalte op de weg goed in de gaten te houden. Langs de weg zijn allereerst sensoren geplaatst die de luchttemperatuur en de luchtvochtigheid in de buurt van de weg monitoren. Daarnaast zitten ook in de weg allerlei sensoren. Zo zijn vaak lijnen zichtbaar die de wegdektemperatuur meten, maar ook kleine cirkels in het wegdek die het vochtgehalte en het zoutgehalte meten. Inzoomend op deze sensoren is te zien dat de sensor bestaat uit twee metalen ringen met daartussenin isolatiemateriaal. Als het isolatiemateriaal nat is, dan loopt er een elektrisch stroompje van de binnenste ring naar de buitenste ring. Als het isolatiemateriaal droog is, dan komt het stroompje niet aan. Strooizout zorgt er juist voor dat de geleiding van stroom nog groter wordt. Al deze meetgegevens van verschillende wegen in het hele land worden uiteindelijk via het internet verstuurd naar een grote database. Gladheidbestrijders hebben op deze manier een gedetailleerd overzicht van de condities van de wegen. In geleidingsgrafieken valt bijvoorbeeld af te lezen hoe vochtig de weg is en of er zout gestrooid is. Dit laatste valt te zien aan de enorme pieken in de geleidingsgrafieken.
Een voorbeeld van een geleidingsgrafiek. De hele snelle toename van geleiding in de blauwe grafiek vlak voor 00:00 22/10/11 duidt op een strooiactie.