Bijna iedereen heeft wel eens naar een weerkaart gekeken. Op een weerkaart zien we niet alleen de lijnen van gelijke druk en de bijbehorende lage- en hogedrukgebieden, maar worden ook verschillende fronten ingetekend.
Fronten vormen de overgang naar een andere luchtsoort en hebben ook verschillende eigenschappen. Er zijn drie fronten te onderscheiden; een warmtefront dat herkenbaar is aan een lijn met aan de voorzijde halve rondjes en vormt de voorste begrenzing van warme of zachte lucht. Bij een koufront zijn dat aan de voorzijde driehoekjes, deze vormt de voorste begrenzing van koude of koele lucht. Een occlusie is te herkennen aan de half ronde bolletjes die worden afgewisseld met een driehoekje. Een occlusie kan zowel eigenschappen hebben van een warmtefront als een koufront.
Het idee om het grensvlak tussen twee luchtsoorten een front te noemen komt van de Noorse meteoroloog Vilhelm Bjerknes (14 maart 1862 9 april 1951). Met een aantal leerlingen vormde hij de Noorse School in de stad Noorwegen. Vlak nadat de eerste wereldoorlog was afgelopen in 1919 kwam hij op het idee om twee luchtsoorten die op elkaar botsen te vergelijken met een slagveld (front) tijdens de oorlog. In 1933 ontving hij voor zijn uitvinding de Buys Ballot medaille. Zoals de naam het al aangeeft vormt een warmtefront de voorste begrenzing van warme lucht.
Een warmtefront ontstaat wanneer de warme lucht tijdens horizontale verplaatsing de koude lucht tegenkomt. Bij een warmtefront verplaatst de warme lucht het eerst over de koude lucht omdat warme lucht lichter is dan koude. De helling bij een warmtefront is groot zodat de koude lucht slechts geleidelijk zal worden verdreven, het laatst aan het aardoppervlak. Een warmtefront heeft o.a. de volgende eigenschappen. Voor het front uit zal de hoge sluierbewolking gaan toenemen (cirrus). Gebeurt dit in de vroege ochtend dan is vaak een morgenrood zichtbaar doordat de ijskristallen van de hoge sluierbewolking worden gebroken. Een bekende weerspreuk waar wel enige waarheid in zit luidt dan ook: "Morgenrood, water in de Sloot". De luchtdruk zal dan geleidelijk gaan dalen. Als het warmtefront nadert zal de temperatuur geleidelijk gaan stijgen en krimpt de wind (draait tegen de wijzers van de klok). De neerslag zit zo'n 400 km voordat het warmtefront passeert en kan langdurig zijn. Tijdens passage van het warmtefront zal de luchtdruk gaan stabiliseren. Na passage van het warmtefront wordt het geleidelijk droog en is de temperatuur bij een ruimende wind (draait met de wijzers van de klok mee) verder opgelopen.
Een koufront vormt dus de voorste begrenzing van koude lucht en zal zich vormen indien koude lucht tijdens horizontale verplaatsing de warme lucht tegenkomt. De warme lucht wordt dan het eerst aan het aardoppervlak vervangen door koudere lucht. Dit komt doordat koude lucht als het ware wordt vooruitgeduwd onder de warmere lucht. Dit komt omdat koude lucht zwaarder is dan warmere lucht. De helling van een koufront is klein zodat de warme lucht snel door koude lucht zal worden verdreven en deze verandering met heftig weer vergezeld kan gaan. Een koufront heeft o.a. de volgende eigenschappen: Een smalle zone met (zware) regen of enkele regen- of onweersbuien en eventueel ook met windstoten/hagel en een dalende luchtdruk. De wind krimpt tijdelijk (draait tegen de wijzer van de klok) en neemt flink in kracht toe. Vlak na passage van het koufront ruimt de wind (draait met de wijzer van de klok mee) en stijgt de luchtdruk snel. Het zicht is tijdens passage van het koufront matig of slecht, maar daarna zal het sterk verbeteren en is het zicht achter een koufront zeer goed.
Ten slotte kunnen we ook nog te maken krijgen met een occlusiefront. Het gaat dan om een koufront dat een warmtefront inhaalt, een warmtefront verplaatsen zich namelijk minder snel dan koufront. Een occlusie kan dan ook de eigenschappen hebben van een warmte- als een koufront, in de winter heeft een occlusie vaak warmtefront eigenschappen en in de zomer juist de eigenschappen van een koufront. De plaats waar het koufront het warmtefront inhaalt wordt ook wel occlusiepunt genoemd en kan vergezeld gaan van veel neerslag.