Het weer is in Nederland dagelijks onderwerp van gesprek. Of het nu bij de bakker om de hoek is of bij de apotheek, het weer komt altijd voorbij in een praatje. Nederlanders zijn verbonden of verweven met het weer en dat is op zich niet vreemd. Het weer in ons kikkerlandje verschilt vaak per dag. De verschillen zijn soms zo groot dat je de ene dag zonder jas naar buiten kan, om vervolgens de dag erna dik ingepakt de ruiten van je autoruit moet krabben. Dat het weer in Nederland in korte tijd zo kan veranderen is vooral toe te schrijven aan de geografische positie. De ligging pal aan de Noordzee en iets verder weg maar erg belangrijk voor het weer, de Atlantische Oceaan. Deze waterpartijen zijn een bron van voeding voor het ontstaan van regengebieden en buien. Bovendien ligt Nederland op de gematigde breedte. Dit betekent dat koude lucht uit het hoge noorden de lage landen kan bereiken.
Maar net zo makkelijk kan tropische lucht uit het Middellandse Zeegebied ons land binnenstromen. Dit verklaart ook meteen waarom het de ene dag korterokjesweer is en de andere dag wintermutsenweer. De seizoenen kenmerken zich ook door dit afwisselend weer. Tekenend hiervoor zijn vooral de zomer en winter. De zomer in Nederland verloopt vaak wisselend met zon, buien en gematigde temperaturen. Lange perioden met stabiel zomerweer zijn zeldzaam. De Nederlandse winters verlopen weinig anders. Net als de huidige winter kwakkelt het maar voort met regen, sneeuw, vorst en dooi.
Wekenlang droge vorst komt weinig voor, laat staan de kans op een Elfstedentocht… Het komen en gaan van warme en dan weer koude lucht gaat meestal niet ongemerkt. Dit proces gaat gepaard met een wolken- en regenzone. Deze zone markeert de scheiding tussen de warme en koude lucht. En die scheidslijn noemen we, u heeft het vast wel eens gehoord, een front. Stroomt koude lucht het land in, wordt dit voorafgegaan door een koufront. Stroomt warmere lucht het land in, is er sprake van een warmtefront.
Weerkaart met fronten. Rood = warmtefront. Blauw = koufront. Paars: occlusie.
Qua beleving lijken een warmte- en koufront op elkaar, immers leveren ze bewolkt en nat weer. Toch zijn er wel degelijk verschillen. Een koufront kenmerkt zich door intensieve, buiige neerslag in korte tijd, gevolgd door felle opklaringen. Bij een warmtefront verloopt het weerbeeld zich doorgaans gelijkmatiger. Het raakt geleidelijk bewolkt, later volgt regen waarna het na een tijdje wat minder hard gaat regenen. Na passage van zo’n warmtefront kan het echter nog lange tijd grijs zijn en blijvend miezeren.
Dwarsdoorsnede van een warmtefront.
Warme lucht stroomt het land in (bewegingsrichting warme lucht in afbeelding naar rechts). Warme lucht is lichter dan de koude dus glijdt eerst over de koude lucht. Doordat de lucht stijgt koelt deze af en ontstaan wolken. Kenmerken weerbeeld bij een warmtefront: toename sluierwolken, basis bewolking zakt geleidelijk. Vervolgens regen/motregen, na passage nog lang grijs, nevelig en mogelijk motregen.
Dwarsdoorsnede koufront.
Koude lucht verdringt de warme lucht. Koude lucht is zwaarder dan de warme en werkt als een bulldozer. De warme lucht wordt opgetild, er ontstaan (buien)wolken. Kenmerken weerbeeld bij koufront: in korte tijd snel toenemende bewolking, gevolgd door intensieve regenval. Stevige buien. Na zo'n felle buienlijn vrij snel opklaringen (door dalende koude lucht achter het koufront).
Bij een occlusiefront vindt menging plaats tussen luchtsoorten. Zonder er al te diep op in te gaan, veroorzaken deze fronten ook wolken- en regengebieden. Qua kenmerken is het veelal een mix tussen een warmte- en koufront.
Bekijk hier de uitleg: