Foto en video

De grachten blinken in de zon, In Sneek, waar 't varen is een droom. Gezellig kabbelt boot voorbij, De stad lacht, jij en ik zijn vrij. De zon die lacht, een zachte bries, Op 't water, oh, wat een genot, precies! Met Pasen varen, zo fijn en blij, Gezelligheid, voor jou en mij. De boot glijdt zacht, geen haast, geen pijn, Alleen het ruisen, zoeter dan wijn. De lente omarmt, met warme hand, Het vaarseizoen, in dit Friese land. De wolken drijven traag voorbij, Daar blinkt de Jumbo, gloednieuw en vrij. In Sneek verrezen, steen voor steen, Een winkel vol beloften, voor iedereen. Wakker op een blad zo groen, Lieveheersbeestje, klein en koen. Stippen zwart op rood zo fijn, Klaar om weer op vleugels te zijn. De vlaggen wapperen reeds zo vrij, De boten dansen zij aan zij. Maar wind en wolken, grijs en koel, Verstoren nog het zomergevoel. De kersenboom, in prille tooi, Met bloesem zacht, als roze vlooi. Een kleurig wonder, teer en fijn, Tegen de hemel, in grijze lijn. Twee paarden staan stil, flank aan flank, De wind fluistert zacht langs de plank. De lucht wordt steeds zwaarder, grijs en dik, Een eerste druppel, een zachte tik. Ze wachten geduldig, in 't groene gras, Op de verkoeling die komen was. Samen een schuilen, onder de boom, Totdat de regen verdrijft de loom. Het is weer maandag: ik ben vandaag te moe om lui te zijn... Riet Lentekriebels